26
april 2005 |
|
Pijn
“Pijn is emotie. En
emoties kun je uitschakelen, dus pijn ook.” Zo las een marinier
mij ooit de les toen ik ongenadig hard kennis had gemaakt met
het asfalt en kermend mijn wonden schoonspoelde onder de douche.
Hoe simpel is het leven als je elke willekeurige emotie kunt
uitschakelen op commando. Een kleine schakelaar tussen je oren.
Helaas ben ik geen robot. Ik ben een mens. En die hebben pijn.
Ongeacht wat een hersenloze c.q. achterlijke militair ook
pretendeert.
En pijn doet het.
Alsof mijn hart er is uitgerukt. Blijf rustig. Blijf
professioneel. Blijf stoïcijns. Ik praat tegen mezelf, hou me
voor dat het niet erg is, maar het lukt niet. Het vreet aan me.
Het slokt me op. Met huid en haar. Ik draai de film af. Keer op
keer. En hoe vaker ik hem afdraai, hoe meer de pijn zich invreet
in mijn ziel. Ik wil vloeken. Ik wil vernielen. Ik wil
schreeuwen. Ik wil huilen. Maar ik hou me in. Ik hou me groot.
Het verhaal achter
de pijn: dit weekend reed ik één van de meest prestigieuze en
zware etappekoersen van Frankrijk. Na drie etappes bevond ik me
op de 7e plaats, op 14 seconden van de leider en 3
tellen van het podium. De vierde etappe gaat het mis. Op 8
kilometer van de streep, in de afdaling van de laatste col van
de wedstrijd, bevind ik me in een groep van 8 man. Nummers één
en twee aanwezig, de rest op achterstand. Het podium lonkt. En
aangezien de beide kemphanen alleen oog voor elkaar hebben,
gloort er goud aan de horizon. Temeer omdat mijn benen van
hetzelfde materiaal lijken te zijn gefabriceerd. Echter, een
roestige paperclip besluit anders. Het onding boort zich in mijn
band en ettelijke seconden later staat nummer 14, T.Zonneveld,
wanhopig met zijn voorwiel in de lucht te wachten op de neutrale
materiaalwagen, die uiteraard pas een minuut later, achter het
volledig verbrokkelde peloton, arriveert. Weg overwinning, weg
klassement.
8 Kilometer later,
100 meter na de streep en na een vruchteloze kamikazeafdaling,
slaat de man met de hamer toe. En niet alleen met een hamer. Een
arsenaal aan martelwerktuigen heeft de klootzak meegenomen. En
hij aarzelt niet om ze te gebruiken.
Mijn ploegleider
klopt me op de schouder. De masseuse informeert of het wel gaat.
Ik knik. Ik klim op mijn fiets en laat de hectiek van de
aankomst achter me. Op een stil plekje stop ik, gooi mijn fiets
in het gras en kijk om me heen. Niemand te zien. Ik schreeuw. Ik
vloek. Ik smijt mijn bidon tegen een verkeersbord. Ik proef het
zout van een traan op mijn lippen.
Reageren? Dat kan in het
gastenboek of per
e-mail |
18
april 2005 |
|
Mietjes
“De Franse
renners hier zijn een stelletje mietjes”, liet de ploegleider
van AG2R, Vincent Lavenu zondagmorgen in de Dauphiné Liberé
optekenen. “De Nederlanders, Polen en Denen hoor ik niet
klagen!” Deze wijze woorden sprak hij na de derde etappe van de
Tour du Nord-Isère. De reden: de Franse renners, onder
aanvoering van zijn eigen manschappen, bleven de organisatoren
en de jury van de wedstrijd de oren van het hoofd zeuren,
teneinde de afgelasting van de hele koers te bewerkstelligen.
Het regende namelijk. En niet zo’n beetje ook. Drie dagen lang
kwam het hemelwater met bakken tegelijk naar beneden.
Zaterdagochtend stopte het een uur of wat met regenen. Helaas om
plaats te maken voor natte sneeuw. Daarnaast schommelde het kwik
van de thermometer zo rond het nulpunt: alle ingrediënten
derhalve voor een ouderwets weekendje onderkoeling. Aldus
geschiedde.
Met
wielrennen had de Tour du Nord-Isère uiteindelijk weinig te
maken. Het was een soort combinatie van onderwaterhockey en
aquajogging. Onderwatertrappelen dus. Bijzonder vervelend dat
het niet plaatsvond in een subtropisch zwemparadijs met dito
temperaturen, maar op de besneeuwde ijsschotsen van de
Noordpool.
Het werd een slachting. Als een troep angstige zeehondjes,
opgejaagd door professionele knuppeljagers uit Noorwegen, dreven
we drie dagen lang door het departement van de Isère. En
aangezien de zeehondjes met het minste vet het eerste het loodje
leggen bij extreme omstandigheden, behoorde ik vanzelfsprekend
tot de diertjes die het einde niet haalden. Ik kwam de man met
de knuppel tegen na twee dagen van onderkoeling, ingekorte
etappes (teveel sneeuw), rennersstakingen en vergeefse pogingen
van de organisatie om hun koers van de verdrinkingsdood te
redden. Twintig kilometer zwemmen door het ijswater bleek
ruimschoots voldoende te zijn om me te laten hallucineren van de
kou. Op het moment dat ik langs de weg palmbomen, ijscoverkopers
en kamelen begon te ontwaren, besefte ik dat het de hoogste tijd
werd om mijn collega’s te volgen richting bezemwagen. In deze
losersbus was de voertaal uiteraard Frans: van het dertigtal
renners dat de koers uitreed was minimaal 90 procent afkomstig
uit de noordelijke delen van Europa. Ik was dan ook een vreemde
eend in de bijt van uitvallers. Toen de medemietjes van AG2R
ontdekten dat ik een Nederlands paspoort bezit, onderwierpen ze
me aan een uitvoerig onderzoek. Hadden Nederlanders misschien
kieuwen? Een extra vetlaag? Een ingebouwde straalkachel
misschien? De teleurstelling was groot toen ze erachter kwamen
dat ik dezelfde anatomie bezat als de Franse medemens. Eén van
hen maakte een wegwerpgebaar: “Il est gaché déjà, lui. C’est un
français. Un pédé comme nous!”
Reageren? Dat kan in het
gastenboek of per
e-mail |
10
april 2005 |
|
De juiste keuze
24 Jaar oud ben ik.
Niks jong ventje meer. Alhoewel ik er uitzie als hooguit 16.
Vandaar dat ik een vlassig baardje laat staan; ik werd het zat
gevraagd te worden of ik nieuweling of junior was. Kortom: mijn
uiterlijk verbloemt het misschien, maar ik ben wel degelijk een
veteraan aan het worden. Oud. Geslepen. Ervaren. In
tegenstelling tot vorig jaar: toen was ik nog een naïef,
overenthousiast puppie.
Afgelopen weekend
nam AVC Aix deel aan twee koersen. De ploegleiding had me reeds
opgesteld voor het Circuit des Ardennes, een etappewedstrijd in
Noord-Frankrijk, die berucht is vanwege het immer slechte weer.
De andere een eendaagse klassieker in het zuiden van Frankrijk.
Mijn voorkeur ging uit naar de laatste, zeker gezien het
loodzware programma van de komende weken en mijn ervaringen van
vorig jaar: binnen een maand slaagde ik erin mezelf tot op de
grond toe te slopen door een astronomisch aantal koersdagen. Het
heeft enige voeten in de aarde gehad om Monsieur Le Directeur
Sportif te overtuigen, maar na enkele ellenlange praatsessies,
een paar wijntjes op mijn kosten en een knipoog van mijn
lieftallige vriendinnetje deden wonderen.
En o Allah, Boeddha,
God, Vishjnu, Zeus, Brahma, Sjiva, Odin, Wodan en alle andere
goden die zich aangesproken voelen: ik dank jullie op mijn blote
knieën voor de geniale keuze die jullie me hebben laten maken.
Niet alleen kwam de verwachte weersvoorspelling volledig uit -
hondenweer in het Circuit les Ardennes – zelf zette ik het snel
groeiende vormpeil van de laatste weken om in een klinkende
overwinning. Onder een – zij het waterig – zuidfrans zonnetje.
De eerste grote zege van het jaar is binnen.
Reageren? Dat kan in het
gastenboek of per
e-mail |
8
april 2005 |
|
De witte motor
Het Franse
wielrennen heeft een rijke historie. Daarnaast bezit de
gemiddelde Fransman een portie chauvinisme om U tegen te zeggen.
De beste renner (Hinault), het mooiste landschap, de
belangrijkste wedstrijd (de Tour): allemaal zo Frans als
president De Gaulle met een baguetje Roquefort. Deze dodelijke
combinatie leidt ertoe dat de edele wielersport wordt gezien als
een gift van Frankrijk aan de rest van de geciviliseerde wereld.
Hieronder vallen alle landen op deze planeet, behalve het het
land van de Duivel: Amerika. Het feit dat de Afgezant van de
Duivel al zes jaar de hemelse Franse wegen domineert, ligt dan
ook nogal gevoelig.
De alwetende,
eigenwijze, in negen van de tien gevallen hopeloos hautaine
houding van de Fransen heeft geresulteerd in het ontstaan van
een heuse Franse Wielerschool. Deze school behelst welgeteld één
leerstuk, één les, één regel: GEEN MELK EN YOGHURT. Onder geen
enkel beding. Zelfs het kijken naar een glas koeienplas of een
kom yoghurt kan reeds funest zijn voor de conditie, de vorm en
de moraal. De achterliggende gedachte is dat melk en yoghurt
zuren bevatten, die rechtstreeks worden omgezet in hetzelfde
zuur (niet voor niets melkzuur geheten), dat geproduceerd wordt
in de spieren bij verzuring als gevolg van bovenmatige
inspanning. Simpel gezegd: melk is slecht voor elk.
Ik herinner me de
gezichten bij het ontbijt voor mijn eerste koers in Franse
dienst. Mijn Franse ploegmaten, zonder uitzondering bezig met
het nuttigen van het geoorloofde, Franse ontbijt (stokbrood,
ruim besmeerd met boter, jam en honing en gedoopt in koffie),
vielen van hun stoel toen ze hun nieuwe Hollandse aanwinst zijn
műesli zagen overdekken met een flinke hoos yoghurt. Op het
moment dat ik een volle lepel naar mijn mond bracht en de rest
van de eetzaal van de eerste schrik bekomen was, gingen de
alarmbellen rinkelen. De ploegleider sprong op mijn rug, mijn
buurman sloeg de lepel uit mijn hand en de soigneur probeerde de
kom yoghurt met behulp van twee ovenhandschoenen, als ware het
een mand met tarantula’s, richting prullenbak te dirigeren.
Hyperventilerend van angst en nahijgend als een oud renpaard
legde mijn ploegleider me vervolgens de dodelijke werking van
melkproducten uit. Mijn vraag waarom boter dan wel in het rijtje
“reine” producten geplaatst kon worden, werd afgedaan als
wartaal van een onwetende buitenlander, die zojuist zijn
wielerleven aan zich voorbij had zien trekken.
Inmiddels zijn we
anderhalf jaar verder, heb ik niets aan de gewoonte om met
yoghurt en műesli te ontbijten veranderd en heb ik de
aanvankelijke doodsangst langzaam zien veranderen in onmacht,
scepsis en desinteresse. De laatste tijd begint het proces zich
zelfs richting een nieuwe fase te evolueren: die van
belangstelling. Naast het feit dat de beide Nederlanders van AVC
Aix gezien hun uitslagen geen enkele last (integendeel) schijnen
te hebben van de veronderstelde bijwerkingen van melk en
yoghurt, heeft een recent gesprek ze de ogen een piepklein
beetje geopend. Naar aanleiding van de successen van de nieuwste
lichting Rabobank-jonkies onder leiding van Kai Reus (wiens naam
overigens al voorkomt in het cryptogram van de Vrij Nederland! –
hoe groot wil je worden?), werd me gevraagd wat de Nederlandse
kinderen in godsnaam gevoerd krijgen dat ze zo hard fietsen. Ik
haalde mijn schouders op en zei dat ik maar één logische
verklaring had: de witte motor. Melk en yoghurt. “Lekker en
gezond”, voegde ik eraan toe, en voelde me de hoofdpersoon in
een Campina-reclame. Mijn ploeggenoten knikten, niet wetend hoe
ze deze nieuwe regel moesten inpassen in het absolute melkverbod
van de Franse School.
Gisterenmorgen
arriveerde ik om klokslag tien uur bij één van mijn vaste
trainingsmaten. Hoewel de trainingsafspraak stond voor tien uur
precies, gaat niemand er hier vanuit – en in negen van de tien
gevallen meer dan terecht – dat er ook daadwerkelijk op het
afgesproken tijdstip vertrokken wordt. Zijn vrouw deed de deur
open, keek verbaasd op haar horloge en leidde me vervolgens naar
de keuken, waar mijn ploegmaat op zijn dooie akkertje in zijn
ochtendjas zat te ontbijten: de krant in zijn linker- en een
lepel in zijn rechterhand. Toen hij mij zag, verslikte hij zich
en gooide hoestend de krant over de tafel. “Qu’est-ce que te
manges?” vroeg ik, met een brede grijns op mijn gezicht. “Gewoon
een broodje met jam...” stamelde hij, terwijl hij me met harde
hand de keuken uitduwde. Ik wees op de klodder yoghurt in zijn
mondhoek. Snel veegde hij het weg met de rug van zijn hand. Hij
kuchte. “Nutella”, zei hij. Ik knikte. Tuurlijk. |
4
april 2005 |
|
Het Engeltje
Men zei altijd dat
Hans van Breukelen, doelman van PSV en het Nederlands Elftal in
vergane tijden, er eentje op zijn lat had zitten. Een engeltje.
Wedstrijden lang heb ik zitten turen naar een wezentje met
vleugels en een harpje, maar ik heb er nooit één kunnen
ontdekken. Het zou natuurlijk ook bijzonder vreemd zijn mocht
Van Breukelen werkelijk hulp van boven hebben gekregen bij het
verdedigen van het PSV-doel. Uit betrouwbare bron heb ik
vernomen dat God namelijk een hardcore Ajax-supporter is en één
van de gangmakers van de F-side.
Geluk en sport zijn
onlosmakelijk met elkaar verbonden. Bij elke sportwedstrijd
spelen zoveel factoren een rol, dat niets of niemand ze allemaal
kan controleren. Iedereen is voor een deel, hoe groot of klein
dat ook mag zijn, afhankelijk van een portie fortuin; de angst
van de controlefreak en de hoop van de opportunist. Natuurlijk
heb je geluk als je in vorm bent. Of ben je juist in vorm, omdat
je geluk hebt? Afgelopen weekend was mijn geluk in ieder geval
ver te zoeken, terwijl ik over vorm niets te klagen had.
Zowel zaterdag als
zondag reed ik in de rondte met gouden benen: het fenomeen
verzuring leek een echo uit een ver verleden. Echter, enige
invloed op de factor X bleek dat niet te hebben. Zaterdag reed
er vanuit het vertrek een groep crèpes weg en omdat geen enkele
(prof)ploeg zich geroepen voelde een stevig tempo te
ontwikkelen, kregen deze mannen zomaar een minuut of 6
toegeworpen. Aan de finish bleken dat welgeteld 10 seconden
teveel te zijn voor een podiumplaats en werd ik bonkend op mijn
stuur 12e.
De dag erop bleek de
vloek pas echt toe te slaan. Afgezien van een kettingbreuk, een
door ziekte en valpartijen gedecimeerde ploeg en de afwezigheid
van een cafeetje om een kopje espresso te drinken voor de
wedstrijd in de startplaats (als dát geen pech is...),
verstierde de jury mijn wedstrijd door een reeks onbegrijpelijke
beslissingen betreffende een gesloten spoorwegovergang en
ontplofte mijn achterband toen ik op twee kilometer van de
streep op weg was naar een toptienklassering.
Gedurende de gehele
terugreis naar Aix heb ik mijn hersenen gepeinigd over de reden
van zoveel onheil. Zwarte katten, ladders, spiegelscherven? Of
misschien lag het toch aan het engeltje op mijn schouder. Beter
gezegd: de afwezigheid ervan. Waar hij uithing weet ik niet,
maar op mijn schouder zat een zwarte kraai in plaats van een
lieftallig hemelbewonertje. Misschien was hij ziek, zwak of
misselijk of moest hij naar de begrafenis van zijn tandarts. Ik
zou eens moeten nagaan of het een Frans engeltje is. In dat
geval is de reden snel gevonden: hij staakt. Teveel werkuren, te
weinig salaris of te goedkope wijn in de bedrijfskantine. Van de
week toch maar eens de CAO-onderhandelingen met mijn engeltje
heropenen. |
|
|