Thijs Zonneveld

Home   Biografie   Nieuws   Uitslagen   Programma   Polls   Links   Gastenboek

Nieuwsindex 2005    Nieuwsindex 2004    Nieuwsindex 2003

26 april 2005  

Pijn

“Pijn is emotie. En emoties kun je uitschakelen, dus pijn ook.” Zo las een marinier mij ooit de les toen ik ongenadig hard kennis had gemaakt met het asfalt en kermend mijn wonden schoonspoelde onder de douche. Hoe simpel is het leven als je elke willekeurige emotie kunt uitschakelen op commando. Een kleine schakelaar tussen je oren. Helaas ben ik geen robot. Ik ben een mens. En die hebben pijn. Ongeacht wat een hersenloze c.q. achterlijke militair ook pretendeert.

En pijn doet het. Alsof mijn hart er is uitgerukt. Blijf rustig. Blijf professioneel. Blijf stoïcijns. Ik praat tegen mezelf, hou me voor dat het niet erg is, maar het lukt niet. Het vreet aan me. Het slokt me op. Met huid en haar. Ik draai de film af. Keer op keer. En hoe vaker ik hem afdraai, hoe meer de pijn zich invreet in mijn ziel. Ik wil vloeken. Ik wil vernielen. Ik wil schreeuwen. Ik wil huilen. Maar ik hou me in. Ik hou me groot.

Het verhaal achter de pijn: dit weekend reed ik één van de meest prestigieuze en zware etappekoersen van Frankrijk. Na drie etappes bevond ik me op de 7e plaats, op 14 seconden van de leider en 3 tellen van het podium. De vierde etappe gaat het mis. Op 8 kilometer van de streep, in de afdaling van de laatste col van de wedstrijd, bevind ik me in een groep van 8 man. Nummers één en twee aanwezig, de rest op achterstand. Het podium lonkt. En aangezien de beide kemphanen alleen oog voor elkaar hebben, gloort er goud aan de horizon. Temeer omdat mijn benen van hetzelfde materiaal lijken te zijn gefabriceerd. Echter, een roestige paperclip besluit anders. Het onding boort zich in mijn band en ettelijke seconden later staat nummer 14, T.Zonneveld, wanhopig met zijn voorwiel in de lucht te wachten op de neutrale materiaalwagen, die uiteraard pas een minuut later, achter het volledig verbrokkelde peloton, arriveert. Weg overwinning, weg klassement.

8 Kilometer later, 100 meter na de streep en na een vruchteloze kamikazeafdaling, slaat de man met de hamer toe. En niet alleen met een hamer. Een arsenaal aan martelwerktuigen heeft de klootzak meegenomen. En hij aarzelt niet om ze te gebruiken.

Mijn ploegleider klopt me op de schouder. De masseuse informeert of het wel gaat. Ik knik. Ik klim op mijn fiets en laat de hectiek van de aankomst achter me. Op een stil plekje stop ik, gooi mijn fiets in het gras en kijk om me heen. Niemand te zien. Ik schreeuw. Ik vloek. Ik smijt mijn bidon tegen een verkeersbord. Ik proef het zout van een traan op mijn lippen.

Reageren? Dat kan in het gastenboek of per e-mail

18 april 2005  

Mietjes 

“De Franse renners hier zijn een stelletje mietjes”, liet de ploegleider van AG2R, Vincent Lavenu zondagmorgen in de Dauphiné Liberé optekenen. “De Nederlanders, Polen en Denen hoor ik niet klagen!” Deze wijze woorden sprak hij na de derde etappe van de Tour du Nord-Isère. De reden: de Franse renners, onder aanvoering van zijn eigen manschappen, bleven de organisatoren en de jury van de wedstrijd de oren van het hoofd zeuren, teneinde de afgelasting van de hele koers te bewerkstelligen. Het regende namelijk. En niet zo’n beetje ook. Drie dagen lang kwam het hemelwater met bakken tegelijk naar beneden. Zaterdagochtend stopte het een uur of wat met regenen. Helaas om plaats te maken voor natte sneeuw. Daarnaast schommelde het kwik van de thermometer zo rond het nulpunt: alle ingrediënten derhalve voor een ouderwets weekendje onderkoeling. Aldus geschiedde.

Met wielrennen had de Tour du Nord-Isère uiteindelijk weinig te maken. Het was een soort combinatie van onderwaterhockey en aquajogging. Onderwatertrappelen dus. Bijzonder vervelend dat het niet plaatsvond in een subtropisch zwemparadijs met dito temperaturen, maar op de besneeuwde ijsschotsen van de Noordpool.
Het werd een slachting. Als een troep angstige zeehondjes, opgejaagd door professionele knuppeljagers uit Noorwegen, dreven we drie dagen lang door het departement van de Isère. En aangezien de zeehondjes met het minste vet het eerste het loodje leggen bij extreme omstandigheden, behoorde ik vanzelfsprekend tot de diertjes die het einde niet haalden. Ik kwam de man met de knuppel tegen na twee dagen van onderkoeling, ingekorte etappes (teveel sneeuw), rennersstakingen en vergeefse pogingen van de organisatie om hun koers van de verdrinkingsdood te redden. Twintig kilometer zwemmen door het ijswater bleek ruimschoots voldoende te zijn om me te laten hallucineren van de kou. Op het moment dat ik langs de weg palmbomen, ijscoverkopers en kamelen begon te ontwaren, besefte ik dat het de hoogste tijd werd om mijn collega’s te volgen richting bezemwagen. In deze losersbus was de voertaal uiteraard Frans: van het dertigtal renners dat de koers uitreed was minimaal 90 procent afkomstig uit de noordelijke delen van Europa. Ik was dan ook een vreemde eend in de bijt van uitvallers. Toen de medemietjes van AG2R ontdekten dat ik een Nederlands paspoort bezit, onderwierpen ze me aan een uitvoerig onderzoek. Hadden Nederlanders misschien kieuwen? Een extra vetlaag? Een ingebouwde straalkachel misschien? De teleurstelling was groot toen ze erachter kwamen dat ik dezelfde anatomie bezat als de Franse medemens. Eén van hen maakte een wegwerpgebaar: “Il est gaché déjà, lui. C’est un français. Un pédé comme nous!”


Reageren? Dat kan in het gastenboek of per e-mail

10 april 2005  

De juiste keuze 

24 Jaar oud ben ik. Niks jong ventje meer. Alhoewel ik er uitzie als hooguit 16. Vandaar dat ik een vlassig baardje laat staan; ik werd het zat gevraagd te worden of ik nieuweling of junior was. Kortom: mijn uiterlijk verbloemt het misschien, maar ik ben wel degelijk een veteraan aan het worden. Oud. Geslepen. Ervaren. In tegenstelling tot vorig jaar: toen was ik nog een naïef, overenthousiast puppie.

Afgelopen weekend nam AVC Aix deel aan twee koersen. De ploegleiding had me reeds opgesteld voor het Circuit des Ardennes, een etappewedstrijd in Noord-Frankrijk, die berucht is vanwege het immer slechte weer. De andere een eendaagse klassieker in het zuiden van Frankrijk. Mijn voorkeur ging uit naar de laatste, zeker gezien het loodzware programma van de komende weken en mijn ervaringen van vorig jaar: binnen een maand slaagde ik erin mezelf tot op de grond toe te slopen door een astronomisch aantal koersdagen. Het heeft enige voeten in de aarde gehad om Monsieur Le Directeur Sportif te overtuigen, maar na enkele ellenlange praatsessies, een paar wijntjes op mijn kosten en een knipoog van mijn lieftallige vriendinnetje deden wonderen.

En o Allah, Boeddha, God, Vishjnu, Zeus, Brahma, Sjiva, Odin, Wodan en alle andere goden die zich aangesproken voelen: ik dank jullie op mijn blote knieën voor de geniale keuze die jullie me hebben laten maken. Niet alleen kwam de verwachte weersvoorspelling volledig uit - hondenweer in het Circuit les Ardennes – zelf zette ik het snel groeiende vormpeil van de laatste weken om in een klinkende overwinning. Onder een – zij het waterig – zuidfrans zonnetje. De eerste grote zege van het jaar is binnen.

Reageren? Dat kan in het gastenboek of per e-mail

8 april 2005  

De witte motor

Het Franse wielrennen heeft een rijke historie. Daarnaast bezit de gemiddelde Fransman een portie chauvinisme om U tegen te zeggen. De beste renner (Hinault), het mooiste landschap, de belangrijkste wedstrijd (de Tour): allemaal zo Frans als president De Gaulle met een baguetje Roquefort. Deze dodelijke combinatie leidt ertoe dat de edele wielersport wordt gezien als een gift van Frankrijk aan de rest van de geciviliseerde wereld. Hieronder vallen alle landen op deze planeet, behalve het het land van de Duivel: Amerika. Het feit dat de Afgezant van de Duivel al zes jaar de hemelse Franse wegen domineert, ligt dan ook nogal gevoelig.

De alwetende, eigenwijze, in negen van de tien gevallen hopeloos hautaine houding van de Fransen heeft geresulteerd in het ontstaan van een heuse Franse Wielerschool. Deze school behelst welgeteld één leerstuk, één les, één regel: GEEN MELK EN YOGHURT. Onder geen enkel beding. Zelfs het kijken naar een glas koeienplas of een kom yoghurt kan reeds funest zijn voor de conditie, de vorm en de moraal. De achterliggende gedachte is dat melk en yoghurt zuren bevatten, die rechtstreeks worden omgezet in hetzelfde zuur (niet voor niets melkzuur geheten), dat geproduceerd wordt in de spieren bij verzuring als gevolg van bovenmatige inspanning. Simpel gezegd: melk is slecht voor elk.

Ik herinner me de gezichten bij het ontbijt voor mijn eerste koers in Franse dienst. Mijn Franse ploegmaten, zonder uitzondering bezig met het nuttigen van het geoorloofde, Franse ontbijt (stokbrood, ruim besmeerd met boter, jam en honing en gedoopt in koffie), vielen van hun stoel toen ze hun nieuwe Hollandse aanwinst zijn műesli zagen overdekken met een flinke hoos yoghurt. Op het moment dat ik een volle lepel naar mijn mond bracht en de rest van de eetzaal van de eerste schrik bekomen was, gingen de alarmbellen rinkelen. De ploegleider sprong op mijn rug, mijn buurman sloeg de lepel uit mijn hand en de soigneur probeerde de kom yoghurt met behulp van twee ovenhandschoenen, als ware het een mand met tarantula’s, richting prullenbak te dirigeren. Hyperventilerend van angst en nahijgend als een oud renpaard legde mijn ploegleider me vervolgens de dodelijke werking van melkproducten uit. Mijn vraag waarom boter dan wel in het rijtje “reine” producten geplaatst kon worden, werd afgedaan als wartaal van een onwetende buitenlander, die zojuist zijn wielerleven aan zich voorbij had zien trekken.

Inmiddels zijn we anderhalf jaar verder, heb ik niets aan de gewoonte om met yoghurt en műesli te ontbijten veranderd en heb ik de aanvankelijke doodsangst langzaam zien veranderen in onmacht, scepsis en desinteresse. De laatste tijd begint het proces zich zelfs richting een nieuwe fase te evolueren: die van belangstelling. Naast het feit dat de beide Nederlanders van AVC Aix gezien hun uitslagen geen enkele last (integendeel) schijnen te hebben van de veronderstelde bijwerkingen van melk en yoghurt, heeft een recent gesprek ze de ogen een piepklein beetje geopend. Naar aanleiding van de successen van de nieuwste lichting Rabobank-jonkies onder leiding van Kai Reus (wiens naam overigens al voorkomt in het cryptogram van de Vrij Nederland! – hoe groot wil je worden?), werd me gevraagd wat de Nederlandse kinderen in godsnaam gevoerd krijgen dat ze zo hard fietsen. Ik haalde mijn schouders op en zei dat ik maar één logische verklaring had: de witte motor. Melk en yoghurt. “Lekker en gezond”, voegde ik eraan toe, en voelde me de hoofdpersoon in een Campina-reclame. Mijn ploeggenoten knikten, niet wetend hoe ze deze nieuwe regel moesten inpassen in het absolute melkverbod van de Franse School.

Gisterenmorgen arriveerde ik om klokslag tien uur bij één van mijn vaste trainingsmaten. Hoewel de trainingsafspraak stond voor tien uur precies, gaat niemand er hier vanuit – en in negen van de tien gevallen meer dan terecht – dat er ook daadwerkelijk op het afgesproken tijdstip vertrokken wordt. Zijn vrouw deed de deur open, keek verbaasd op haar horloge en leidde me vervolgens naar de keuken, waar mijn ploegmaat op zijn dooie akkertje in zijn ochtendjas zat te ontbijten: de krant in zijn linker- en een lepel in zijn rechterhand. Toen hij mij zag, verslikte hij zich en gooide hoestend de krant over de tafel. “Qu’est-ce que te manges?” vroeg ik, met een brede grijns op mijn gezicht. “Gewoon een broodje met jam...” stamelde hij, terwijl hij me met harde hand de keuken uitduwde. Ik wees op de klodder yoghurt in zijn mondhoek. Snel veegde hij het weg met de rug van zijn hand. Hij kuchte. “Nutella”, zei hij. Ik knikte. Tuurlijk.

4 april 2005  

Het Engeltje 

Men zei altijd dat Hans van Breukelen, doelman van PSV en het Nederlands Elftal in vergane tijden, er eentje op zijn lat had zitten. Een engeltje. Wedstrijden lang heb ik zitten turen naar een wezentje met vleugels en een harpje, maar ik heb er nooit één kunnen ontdekken. Het zou natuurlijk ook bijzonder vreemd zijn mocht Van Breukelen werkelijk hulp van boven hebben gekregen bij het verdedigen van het PSV-doel. Uit betrouwbare bron heb ik vernomen dat God namelijk een hardcore Ajax-supporter is en één van de gangmakers van de F-side.  

Geluk en sport zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Bij elke sportwedstrijd spelen zoveel factoren een rol, dat niets of niemand ze allemaal kan controleren. Iedereen is voor een deel, hoe groot of klein dat ook mag zijn, afhankelijk van een portie fortuin; de angst van de controlefreak en de hoop van de opportunist. Natuurlijk heb je geluk als je in vorm bent. Of ben je juist in vorm, omdat je geluk hebt? Afgelopen weekend was mijn geluk in ieder geval ver te zoeken, terwijl ik over vorm niets te klagen had.

Zowel zaterdag als zondag reed ik in de rondte met gouden benen: het fenomeen verzuring leek een echo uit een ver verleden. Echter, enige invloed op de factor X bleek dat niet te hebben. Zaterdag reed er vanuit het vertrek een groep crèpes weg en omdat geen enkele (prof)ploeg zich geroepen voelde een stevig tempo te ontwikkelen, kregen deze mannen zomaar een minuut of 6 toegeworpen. Aan de finish bleken dat welgeteld 10 seconden teveel te zijn voor een podiumplaats en werd ik bonkend op mijn stuur 12e.  

De dag erop bleek de vloek pas echt toe te slaan. Afgezien van een kettingbreuk, een door ziekte en valpartijen gedecimeerde ploeg en de afwezigheid van een cafeetje om een kopje espresso te drinken voor de wedstrijd in de startplaats (als dát geen pech is...), verstierde de jury mijn wedstrijd door een reeks onbegrijpelijke beslissingen betreffende een gesloten spoorwegovergang en ontplofte mijn achterband toen ik op twee kilometer van de streep op weg was naar een toptienklassering.

Gedurende de gehele terugreis naar Aix heb ik mijn hersenen gepeinigd over de reden van zoveel onheil. Zwarte katten, ladders, spiegelscherven? Of misschien lag het toch aan het engeltje op mijn schouder. Beter gezegd: de afwezigheid ervan. Waar hij uithing weet ik niet, maar op mijn schouder zat een zwarte kraai in plaats van een lieftallig hemelbewonertje. Misschien was hij ziek, zwak of misselijk of moest hij naar de begrafenis van zijn tandarts. Ik zou eens moeten nagaan of het een Frans engeltje is. In dat geval is de reden snel gevonden: hij staakt. Teveel werkuren, te weinig salaris of te goedkope wijn in de bedrijfskantine. Van de week toch maar eens de CAO-onderhandelingen met mijn engeltje heropenen.