29
maart 2005:
De Gregario in Mij
In
prehistorische, vooroorloogse wielertijdperken was het cyclisme nog zo
simpel. Wedstrijden van honderden kilometers, fietsen zo zwaar als
wasmachines, alle coureurs hadden een schitterende snor en reden zonder
uitzondering voor eigen glorie. Van A naar B, de sterkste komt het
eerste aan. Het leven is niet moeilijk.
Echter,
de opkomst van superkampioenen en legendes als Coppi en Bartali
veranderde het ooit zo transparente wielrennen hardhandig en definitief.
Een nieuw type renner werd uitgevonden: de gregario. De knecht. Voor al
uw klusjes binnen en buiten de koers. Deze mannen verhuurden hun
diensten aan renners met bovenmatig talent, (koers)inzicht of kapitaal.
Van bidonnen halen tot het uit de wind houden van de grote baas. Maar
ook buiten de koers: met de kopman op de rug de trap van het hotel op,
opdringerige fans op afstand houden (of juist niet in het geval van
opdringerige, aantrekkelijke fans van het vrouwelijke geslacht) en het
uitwassen van de bezweten en bescheten zeemleren lap in de broek van El
Líder.
Gisteren bleek er in mij een rasechte gregario te schuilen. Toen ik
bemerkte dat ik mijn (eindelijk weer) gouden benen niet kom omzetten in
een overwinning, heb ik mijzelf weggecijferd voor de sprinter van onze
ploeg. Getweeën bevonden we ons na een selectieve koers in een kopgroep
van welgeteld 17 man. Het spervuur van aanvallen werd beantwoord door
één man: ikzelf. In een zetel leverde ik mijn vrindelijke vrind op
vervolgens 100 meter van de finish af, waarna hij mijn krachtensmijterij
omzette in een klinkende overwinning. Hij blij, ploegleiding blij. En
ikzelf: laat ik zeggen, een lichte glimlach kon ik niet onderdrukken bij
het zien van mijn salarisstrookje. Dankuwel, maestro Coppi. |