31 juli 2004 |
|
Een razendsnelle
update: ik rij op het moment de 5 jours des As, een
etappewedstrijd in de Provence. Voor eigen publiek dus. Na de
massasprint van de eerste dag (11e), een door onze
sprinter gewonnen waaieretappe (10e in de kopgroep
van 15) en de heuveletappe van gisteren (8e), bevind
ik me op de 5e plek in het algemeen klassement. Op 6
punten (in hun oneindige wijsheid hebben de organisatoren van
deze koers besloten een algemeen puntenklassement in te voeren
in plaats van een tijdsklassement) van de leider. Vanmiddag de
lastigste etappe. Conditie is bijzonder goed, voel de pedalen
amper. Vandaag of morgen volgt de update met de einduitslag.
|
26 juli 2004 |
|
De vloek van de
witte schoentjes
Hagelwit waren ze.
Mijn nieuwe fietsschoenen. Ik fietste nog maar eens langs de
etalageruit van de plaatselijke boulangerie om mijn
onberispelijke outfit te bewonderen. Het wit van mijn muiltjes
contrasteerde schitterend met het zwart van mijn kakelverse
koersbroek en mijn gloednieuwe sokjes. En terwijl ik nog maar
eens een blik wierp in de glanzende carrosserie van een
voorbijkomende motor, realiseerde ik me dat ik bezig was op
mezelf te geilen. Excusez le mot.
De lucht was
strakblauw, de temperatuur schommelde zo rond de dertig graden
en de benen voelden bijzonder goed aan na de drie weken vakantie
die de ploegleiding mij had gegeven als beloning voor een prima
eerste helft van het seizoen: het behoeft geen verklaring dat ik
in opperbeste stemming aan de start stond van de 7e
Franse cuprace van het seizoen.
Het euforische
gevoel zou welgeteld 100 wedstrijdkilometers duren. Nadat ik in
de eerste twee koersuren in alle ontsnappingen aanwezig was,
dreigde ik de beslissende slag van een man of 30 te missen. Ik
wachtte het eerstvolgende heuveltje af, schakelde een tandje
groter toen de rest van het peloton de ketting op het binnenblad
legde en zonder de benen te voelen stoof ik richting kopgroep,
alwaar een renner van Vellutex op dat moment werd gelost. En
niet zomaar gelost; hij werd achtergelaten als een
kilometerpaaltje, als er parkeermeters langs de kant van de weg
hadden gestaan had hij ongetwijfeld moeten betalen. Hij begon te
slingeren. Van links naar rechts: hij zwalkte zich naar boven en
uiteraard zag hij de zwart-witte flits niet die hem naderde als
een komeet. Op het moment dat ik hem passeerde, besloot mijn
Italiaanse vriend nog maar eens aan te zetten voor een slinger
en daarmee slingerde hij mij van de fiets. De eerste valpartij
van het seizoen was een feit. En uiteraard in de wedstrijd
waarin ik voor het eerst mijn nieuwe schoentjes bereed. Liggend
op het asfalt durfde ik amper te kijken. Ik voelde de pijn van
de schaafwonden door mijn lichaam gieren, maar elk fysiek
ongemak kon me op dat moment gestolen worden. Al was mijn oog in
het prikkeldraad blijven hangen of had ik mijn been verloren bij
de valpartij: de staat van de schoentjes was op dat moment met
stip de belangrijkste kwestie in mijn leven. Voorzichtig
betastte ik ze en op het moment dat mijn hand over de gore
zwarte beschadiging aan de zijkant van de schoenen gleed,
stortte mijn wereld ineen. Welgeteld 100 kilometer had ik kunnen
genieten van de glanzende gaafheid van mijn muiltjes en nu waren
ze voor eeuwig gebrandmerkt door de onzachte aanraking met Frans
asfalt.
De vloek van de
witte schoentjes had toegeslagen.
Hoe het eindigde? Ik
zal niet vertellen wat er gebeurd is met de Italiaan: het zou me
enige jaren achter tralies kunnen opleveren. Wat betreft de
wedstrijd: die was gelopen en de 19e plek die ik de
volgende dag behaalde, ondanks een slapeloze nacht, een stijve
heup en beschadigde schoenen vergoedde hoegenaamd niets. Na twee
dagen koers keerde ik dieptreurig huiswaarts. Ik was toe aan
vakantie. |
5
juli 2004 |
|
De Ronde van
Midden-Brabant op z’n Frans
Zondagmorgen, vlak
voor de start van de derde etappe van de Tour du Pays Roannais.
Loom hang ik over het stuur van mijn fiets, wachtend op de knal
van het startpistool. Ik sta naast een renner van
Nogent-sur-Oise. Opgewonden praat hij over mijn hoofd mijn een
ploeggenoot. Ik luister amper, tot ik een ineens een Nederlands
woord meen te herkennen in zijn verhaal. En zowaar, hij heeft
het over de Ronde van Midden-Brabant. Ik vraag hem wat hij er
van vond. Hij tikt met zijn vinger tegen zijn voorhoofd.
“C’était la folie!” Zijn betoog over
levensgevaarlijke kasseistroken, wegen waar je niet met zijn
tweeën naast elkaar kunt rijden, valpartijen en regen wordt
onderbroken door het startschot. Lachend stap ik op mijn fiets.
“Vandaag gelukkig gewoon bergen”, roept hij nog.
Le Tour du Pays
Roannais is in feite de Franse Ronde van Midden-Brabant. Een
korte ochtendetappe, een tijdrit van een kilometer of 13 en een
zware, lange etappe op de slotdag. Na een massasprint op de
vroege zaterdagochtend en een middenmoottijdrit, bleek de
zondagse slotrit de beslissing te brengen. Na 160 kilometer
bergop bergaf in tropische temperaturen bleven 8 man over in de
spits van de wedstrijd. In de sprint kwam ik er niet aan te pas
en werd 5e. Dankzij mijn wervelende optreden in de
tijdrit (schuilt er dan toch een kleine Cancellara in mij?)
bleek ik ook nog eens 2 man uit de kopgroep achter me gehouden
te hebben in het klassement, waardoor ik eindigde op plek 6.
In de kleedkamer
kwam ik de renner van Nogent-sur-Oise weer tegen. Of beter
gezegd, ik struikelde over hem, aangezien hij languit in zijn
blootje op de tegeltjes van de vestiaires lag. Uitgeput,
afgeknepen en met zoutkorsten van het zweet rond zijn ogen,
stamelde hij: “Doe mij toch maar de Ronde van Midden-Brabant…”
Ik glimlachte, toverde een colaatje uit mijn tas en sloeg het
blikje in een teug achterover, zijn smekende blik en dorstige
tong opzichtig negerend. |
1
juli 2004 |
|
Dames en heren,
Mijn nederige
excuses voor het feit dat deze nieuwe update zeer lang op zich
heeft laten wachten. De reden: druk, druk, druk. Na het Circuito
Montanes, waar ik tussen de allerbeste Spanjolen en een hoop
Oosteuropees geweld liet zien bij de beste klimmers van de ronde
te horen, ben ik vrijwel direct afgereisd naar Nederland om het
Nationaal Kampioenschap Vervelen Tussen De Wielen te verrijden.
Van de onherbergzame Picos de
Europa rondom Santander naar de onneembare hoogten van de
Brienenoord: een soepele overgang derhalve. Ik heb nog lang
getwijfeld om een tripletje te monteren voor het NK, maar op het
laatste moment besloten met 39 x 25 deze angst inboezemende col
te beklimmen. Een verkeerde keuze, zo bleek achteraf. De
organisatie bleek namelijk in al haar wijsheid besloten te
hebben de Passo dello Brienenoord vanaf de andere kant te
bestijgen, waardoor het parcours vele malen zwaarder bleek te
zijn dan verwacht. Gelukkig kon ik de laatste 5 kilometer van de
beklimming vertrouwen op diverse supporters, die mij ervan
weerhielden af te stappen door de vele aanmoedigingen en – ik
geef het toe – duwtjes. Nadat ik op de met sneeuw bedekte top
een krant had aangepakt en in de afdaling de nodige risico’s
nam, slaagde ik er wonder boven wonder in aansluiting te
hervinden met de kopgroep, zo’n 160 man sterk. Ongelofelijk maar
waar, iedereen was zo aan elkaar gewaagd, dat zelfs een
dergelijk zwaar parcours geen verschillen tot stand kon brengen,
waardoor na 220 kilometer heroïsche strijd op de kale flanken
van de Brienenoord een massasprint de beslissing moest brengen.
Ik bracht het niet verder dan de 49e plaats, maar na
een wedstrijd als deze was de voldoening de finish te halen
reeds zo groot dat ik met een intens tevreden gevoel terugkeerde
naar Frankrijk, met het heerlijke vooruitzicht dat mij volgend
jaar een nieuwe kennismaking wacht met dit schitterende
parcours.
|
|
|