De Nantaluskwelling
Het feest is
voorbij. De gelukzalige luxe van de thuiswedstrijden ligt alweer
achter ons. De dagen dat ik me ’s ochtends om een uurtje of 10
uit mijn bed liet rollen, een stevig ontbijt genoot en
vervolgens op mijn dooie akkertje richting de één of andere
wedstrijd – vrijwel steevast binnen 100 kilometer van Aix –
begaf, zijn nog slechts vage herinneringen. De serie zuidelijke
voorjaarsklassiekers is afgerond en sinds enkele weken heeft het
Franse peloton zich verplaatst richting streken ver weg van mijn
behaaglijk warme thuishonk.
Dat betekent dat we
weer dagenlang in allerhande voertuigen zitten, ons vervelen op
verlaten vliegvelden, kille treinperrons en de meest obscure
benzinestations. Vandaag zijn we op weg naar Nantes. “Nantes
570” zie ik op het blauwe bord langs de kant van de weg. Ik
zucht. Met de blik op oneindig zie ik eindeloze kilometers
vangrail langs me heenrazen. De radio heeft al in geen twee uur
meer een zender ontvangen en braakt slechts krakende geluiden
uit. De auto ruikt naar een mengeling van de gemorste cola op
mijn broek, de nieuwe bekleding en de schoenen van de
ploegleider. De tijd kruipt en de kilometers eveneens. Om de 300
meter staat een bord om aan te geven hoe ver we nog verwijderd
zijn van onze eindbestemming. Ik kijk er niet naar, bang voor de
waarheid. Nantes 548. Ik vloek.
700 Kilometer auto,
200 kilometer koers, 300 kilometer trein, 100 kilometer auto,
180 kilometer koers, 250 kilometer auto, 600 kilometer
vliegtuig, 30 kilometer auto, thuis. Dat is in grote lijnen het
programma van deze week. Tussendoor: hotels. Waarbij het altijd
weer een verrassing is wat de wedstrijdorganisatie voor ons
geboekt heeft. Heb je mazzel, zit je in een eersteklas hotel
waar je het geradbraakte lichaam op een kingsize bed kunt
poseren om vervolgens de minibar aan te vallen. Echter, in 9 van
de 10 gevallen gaat de droom in rook op bij het opdraaien van de
parkeerplaats van het hotel en moeten we het doen met een
kamertje dat nog kleiner is dan de auto waar we de hele dag in
hebben gezeten. En bovendien nog erger stinkt naar de dubieuze
handelingen van de vorige gast. Nantes 542.
Om het eindeloze uur
stoppen we bij een benzinestation om zwart water (steevast
aangeduid als koffie) te drinken en de vloeistof van de vorige
stop te lozen. En zoals alle mensen in een benzinestation,
wegrestaurant of parkeerplaats langs de snelweg zijn we
chagerijnig, verveeld en aartslelijk. Het is alsof mooie mensen
niet hoeven te tanken. We hangen wat rond de koffieautomaten,
drentelen door de shop, waar schreeuwend dure sandwiches die
naar plastic en diesel smaken meters hoog liggen opgestapeld. Na
een minuut of tien vouwen we ons, terwijl de benen hevig
protesteren, weer in het martelwerktuig dat ons naar de andere
kant van Frankrijk moet brengen. Nantes 544. Ongelofelijk. Of we
rijden achteruit, óf we hebben zojuist geschiedenis geschreven
en hebben een manier gevonden om terug in de tijd te reizen.
Mijn ploegleider,
die al uren achter het stuur zit, peutert in zijn neus. Naast
hem zit de mechanicien te knikkebollen en de ploegmaat die naast
me zit speelt een imbeciel spelletje op zijn telefoon dat elke 5
seconden een geluid maakt dat me mateloos irriteert. Nantes 541.
Het is een
marteling die nooit ophoudt. Een tantaluskwelling. Voor degenen
die hun hersencapaciteit met nuttiger feiten hebben gevuld:
Tantalus was een Griekse geflipte meesterkok, die het lumineuze
idee had opgevat de goden zijn zoontje op te dienen.
Kinderbilletjes, zogezegd. Toen de Griekse goden, normaal
gesproken al niet de meest medelijdende opperwezens, dit
ondekten waren de rapen gaar voor Tantalus. Hij werd veroordeeld
tot een verblijf in de hel, waar hij tot in de eeuwigheid een
kwelling moest ondergaan. Die bestond eruit dat hij tot zijn nek
in een rivier met het sprankelendste water stond, terwijl
ondertussen de heerlijkste druiven zijn kruin raakten. Echter,
op het moment dat hij zijn lippen richting het water bewogen,
daalde de waterspiegel en als hij de druiven boven hem wilde
plukken, hieven de takken hun verrukkelijke fruit tot het punt
waar hij er net niet meer bijkon. Zo versleet Tantalus zijn
dagen in de hel. Honger als een Ethiopische boulimiapatiënt en
dorst als Engelse darter op een reünie van geheelonthouders.
Uiteraard moeten de
goden een beetje met Hun tijd meegaan. En aangezien de huidige
mens voedsel en vloeistof in dermate gigantische hoeveelheden en
op alle mogelijke manieren krijgt toegediend, heeft de
tantaluskwelling een kleine metamorphose ondergaan. Tegenwoordig
pesten de goden ons nederige mensen door ze in een te kleine,
stinkende en intens vervelende ruimte te zetten op weg naar een
onbereikbare bestemming. Nantes. Nog 541 kilometer. De kwelling
van de 21e eeuw heet is dan ook niet meer vernoemd
naar de schizofrene Joop Braakhekke van de oudheid, maar draagt
de naam van de onbereikbare stad.
Ik ben veroordeeld
tot een Nantaluskwelling. Ik richt mijn blik naar boven, mijzelf
afvragend aan welke zonde ik deze straf te danken heb.
Wat betreft de
koersen van afgelopen weekend: twee dagen van lang in “file
indienne” aan 50 in het uur over de wegen rond Nantes en Tours.
Het resultaat: een anonieme pelotonklassering in de massasprint
van de Classic Loire-Atlantique en een 9e plek in La
Roue Tourangelle, waar we met 15 man spurtten voor de bloemen.
Grote koersen, verbeterende conditie en volgende week gaan we
weer écht klimmen. |