Thijs Zonneveld

Home   Biografie   Nieuws   Uitslagen   Programma   Polls   Links   Gastenboek

Nieuwsindex 2005    Nieuwsindex 2004    Nieuwsindex 2003

29 maart 2005  

De Gregario in Mij 

In prehistorische, vooroorloogse wielertijdperken was het cyclisme nog zo simpel. Wedstrijden van honderden kilometers, fietsen zo zwaar als wasmachines, alle coureurs hadden een schitterende snor en reden zonder uitzondering voor eigen glorie. Van A naar B, de sterkste komt het eerste aan. Het leven is niet moeilijk.

Echter, de opkomst van superkampioenen en legendes als Coppi en Bartali veranderde het ooit zo transparente wielrennen hardhandig en definitief. Een nieuw type renner werd uitgevonden: de gregario. De knecht. Voor al uw klusjes binnen en buiten de koers. Deze mannen verhuurden hun diensten aan renners met bovenmatig talent, (koers)inzicht of kapitaal. Van bidonnen halen tot het uit de wind houden van de grote baas. Maar ook buiten de koers: met de kopman op de rug de trap van het hotel op, opdringerige fans op afstand houden (of juist niet in het geval van opdringerige, aantrekkelijke fans van het vrouwelijke geslacht) en het uitwassen van de bezweten en bescheten zeemleren lap in de broek van El Líder.

Gisteren bleek er in mij een rasechte gregario te schuilen. Toen ik bemerkte dat ik mijn (eindelijk weer) gouden benen niet kom omzetten in een overwinning, heb ik mijzelf weggecijferd voor de sprinter van onze ploeg. Getweeën bevonden we ons na een selectieve koers in een kopgroep van welgeteld 17 man. Het spervuur van aanvallen werd beantwoord door één man: ikzelf. In een zetel leverde ik mijn vrindelijke vrind op vervolgens 100 meter van de finish af, waarna hij mijn krachtensmijterij omzette in een klinkende overwinning. Hij blij, ploegleiding blij. En ikzelf: laat ik zeggen, een lichte glimlach kon ik niet onderdrukken bij het zien van mijn salarisstrookje. Dankuwel, maestro Coppi.

 21 maart 2005  

De Nantaluskwelling

 Het feest is voorbij. De gelukzalige luxe van de thuiswedstrijden ligt alweer achter ons. De dagen dat ik me ’s ochtends om een uurtje of 10 uit mijn bed liet rollen, een stevig ontbijt genoot en vervolgens op mijn dooie akkertje richting de één of andere wedstrijd – vrijwel steevast binnen 100 kilometer van Aix – begaf, zijn nog slechts vage herinneringen. De serie zuidelijke voorjaarsklassiekers is afgerond en sinds enkele weken heeft het Franse peloton zich verplaatst richting streken ver weg van mijn behaaglijk warme thuishonk.

Dat betekent dat we weer dagenlang in allerhande voertuigen zitten, ons vervelen op verlaten vliegvelden, kille treinperrons en de meest obscure benzinestations. Vandaag zijn we op weg naar Nantes. “Nantes 570” zie ik op het blauwe bord langs de kant van de weg. Ik zucht. Met de blik op oneindig zie ik eindeloze kilometers vangrail langs me heenrazen. De radio heeft al in geen twee uur meer een zender ontvangen en braakt slechts krakende geluiden uit. De auto ruikt naar een mengeling van de gemorste cola op mijn broek, de nieuwe bekleding en de schoenen van de ploegleider. De tijd kruipt en de kilometers eveneens. Om de 300 meter staat een bord om aan te geven hoe ver we nog verwijderd zijn van onze eindbestemming. Ik kijk er niet naar, bang voor de waarheid. Nantes 548. Ik vloek.

700 Kilometer auto, 200 kilometer koers, 300 kilometer trein, 100 kilometer auto, 180 kilometer koers, 250 kilometer auto, 600 kilometer vliegtuig, 30 kilometer auto, thuis. Dat is in grote lijnen het programma van deze week. Tussendoor: hotels. Waarbij het altijd weer een verrassing is wat de wedstrijdorganisatie voor ons geboekt heeft. Heb je mazzel, zit je in een eersteklas hotel waar je het geradbraakte lichaam op een kingsize bed kunt poseren om vervolgens de minibar aan te vallen. Echter, in 9 van de 10 gevallen gaat de droom in rook op bij het opdraaien van de parkeerplaats van het hotel en moeten we het doen met een kamertje dat nog kleiner is dan de auto waar we de hele dag in hebben gezeten. En bovendien nog erger stinkt naar de dubieuze handelingen van de vorige gast. Nantes 542.

Om het eindeloze uur stoppen we bij een benzinestation om zwart water (steevast aangeduid als koffie) te drinken en de vloeistof van de vorige stop te lozen. En zoals alle mensen in een benzinestation, wegrestaurant of parkeerplaats langs de snelweg zijn we chagerijnig, verveeld en aartslelijk. Het is alsof mooie mensen niet hoeven te tanken. We hangen wat rond de koffieautomaten, drentelen door de shop, waar schreeuwend dure sandwiches die naar plastic en diesel smaken meters hoog liggen opgestapeld. Na een minuut of tien vouwen we ons, terwijl de benen hevig protesteren, weer in het martelwerktuig dat ons naar de andere kant van Frankrijk moet brengen. Nantes 544. Ongelofelijk. Of we rijden achteruit, óf we hebben zojuist geschiedenis geschreven en hebben een manier gevonden om terug in de tijd te reizen.

Mijn ploegleider, die al uren achter het stuur zit, peutert in zijn neus. Naast hem zit de mechanicien te knikkebollen en de ploegmaat die naast me zit speelt een imbeciel spelletje op zijn telefoon dat elke 5 seconden een geluid maakt dat me mateloos irriteert. Nantes 541.

 Het is een marteling die nooit ophoudt. Een tantaluskwelling. Voor degenen die hun hersencapaciteit met nuttiger feiten hebben gevuld: Tantalus was een Griekse geflipte meesterkok, die het lumineuze idee had opgevat de goden zijn zoontje op te dienen. Kinderbilletjes, zogezegd. Toen de Griekse goden, normaal gesproken al niet de meest medelijdende opperwezens, dit ondekten waren de rapen gaar voor Tantalus. Hij werd veroordeeld tot een verblijf in de hel, waar hij tot in de eeuwigheid een kwelling moest ondergaan. Die bestond eruit dat hij tot zijn nek in een rivier met het sprankelendste water stond, terwijl ondertussen de heerlijkste druiven zijn kruin raakten. Echter, op het moment dat hij zijn lippen richting het water bewogen, daalde de waterspiegel en als hij de druiven boven hem wilde plukken, hieven de takken hun verrukkelijke fruit tot het punt waar hij er net niet meer bijkon. Zo versleet Tantalus zijn dagen in de hel. Honger als een Ethiopische boulimiapatiënt en dorst als Engelse darter op een reünie van geheelonthouders.

Uiteraard moeten de goden een beetje met Hun tijd meegaan. En aangezien de huidige mens voedsel en vloeistof in dermate gigantische hoeveelheden en op alle mogelijke manieren krijgt toegediend, heeft de tantaluskwelling een kleine metamorphose ondergaan. Tegenwoordig pesten de goden ons nederige mensen door ze in een te kleine, stinkende en intens vervelende ruimte te zetten op weg naar een onbereikbare bestemming. Nantes. Nog 541 kilometer. De kwelling van de 21e eeuw heet is dan ook niet meer vernoemd naar de schizofrene Joop Braakhekke van de oudheid, maar draagt de naam van de onbereikbare stad.

 Ik ben veroordeeld tot een Nantaluskwelling. Ik richt mijn blik naar boven, mijzelf afvragend aan welke zonde ik deze straf te danken heb.

 Wat betreft de koersen van afgelopen weekend: twee dagen van lang in “file indienne” aan 50 in het uur over de wegen rond Nantes en Tours. Het resultaat: een anonieme pelotonklassering in de massasprint van de Classic Loire-Atlantique en een 9e plek in La Roue Tourangelle, waar we met 15 man spurtten voor de bloemen. Grote koersen, verbeterende conditie en volgende week gaan we weer écht klimmen. 

 14 maart 2005  

Nu verkrijgbaar in Aix: Topvorm voor een prikkie

Sinds een aantal weken is ons vaste trainingsgroepje versterkt met enkele toprenners. De groen-zwarte Haribobrigade wordt tegenwoordig vergezeld door profs als Florent Brard (Agritubel), John Nilsson (Auber ’93), Nicolas Fritsch (Saunier-Duval) en Yannick Talabardon (Crédit Agricole). De eerste twee hebben de winter tot het nieuwjaar doorgebracht in koudere streken en reden de eerste weken van 2005 met de tong op het stuur achter ons aan. Geposeerd als vaatdoekjes over hun peperdure fietsen trachtten ze de Aixois zo lang mogelijk te volgen. Tevergeefs. Elke verkeersheuvel bleek er één teveel. De hele dag moesten we bovenop elk bobbeltje minimaal een halfuur op de heren wachten. Echter, langzaam maar zeker begonnen de benen weer de vorm aan te nemen van wielerbenen. De overtollige kilootjes verdwenen net zo snel als de gebrekkige motivatie. Een week voor het begin van het seizoen waren de rollen omgedraaid. De mannen met het infantiele Hariboknulletje op het maillot werden, ziek, hoestend en proestend, vermorzeld door de in blakende vorm verkerende profs.

In de eerste wedstrijden van het Franse wegseizoen bleek echter dat we niet door de eerste de beste pannekoeken uit het wiel werden gereden. Na de overwinning in de Monts du Luberon van vorige week won Florent Brard gisteren ook Paris – Troyes. Op identieke wijze, te weten: abnormaal. Een peloton toprenners werd voor de tweede keer in een week gedegradeerd tot een stel kleuters met zijwieltjes. Ondertussen won John Nilsson de andere grote Franse klassieker van het weekend: Bordeaux – Sainct. Uiteraard voelen wij Aixois ons voor meer dan 100 procent verantwoordelijk voor deze successen.

Zelf werd ik 26e in Paris – Troyes, 25 plaatsen en anderhalve minuut achter Florent en verdiende ik welgeteld 0 euro. Toch ging ik naar huis met de dollartekens in mijn ogen. De successen en de metamorfose van de winnaars van afgelopen weekend hebben mijn ondernemersgeest geprikkeld. Niet alleen heb ik al mijn spaargeld ingezet op overwinningen van Yannick Talabardon in Milaan – San Remo en Nicolas Fritsch in de Ronde van Vlaanderen; ook heb ik besloten een bedrijfje op te richten dat toprenners uit de goot opvist. Dus bij deze een reclameuiting op deze site. Meneer Ullrich, meneer Heras, meneer Beloki en alle andere vedetten die komende zomer een zevende Tourzege van Lance het Onmens willen voorkomen: tegen een stevige vergoeding zijn wij bereid u enige dagen onderdak te verlenen en u te vergezellen op enkele stevige trainingstochten. U kunt contact opnemen met het telefoonnummer op deze site (5 euro per minuut).

 7 maart 2005  

Snot 

Snot is groen. Snot is geel. Snot is glibberig. Je hoest het op, spuugt het uit, snuit het weg of slikt het weer door. Snot is vloeibaar. Snot is vast. Grote stukken of ragfijne slijmdraden. Rochels die zo massief zijn, dat je ze onmogelijk in één keer kunt uitspugen. Kleine slijmdruppels die je met een kort snuitje op de wielerbroek van je voorganger kunt deponeren. Snot. Mijn wereld bestaat eruit tegenwoordig. Op het moment dat ik mij waag aan enige fysieke inspanning, besluit mijn lichaam al het overbodige te ejecteren. Slijm, snot, purken: u kunt het zo gek niet verzinnen. In alle vormen en maten stulpt het uit vrijwel al mijn lichaamsopeningen. Zo kwam er vanochtend, bij het beklimmen van de trap van het appartement een snotbal in de vorm van een konijntje uit mijn oor.

De wedstrijd van gisteren gaf uiteraard eenzelfde beeld. Vanaf kilometer één reed ik letterlijk met het snot voor ogen. Deels veroorzaakt door het helse tempo van mijn collega’s, maar voor het grootste part door de overmatige slijmproductie van mijn eigen lichaam. De eerste 3 uur van de koers gingen volledig aan me voorbij. Door de waas van snot probeerde ik het wiel van de renner voor me te ontwaren en te volgen. Na een kilometer of 120 trok de mist voor mijn ogen op en constateerde ik tot mijn grote tevredenheid dat het peloton was uitgedund tot een man of 40. Spijtig genoeg was de winnaar op dat moment al vertrokken. De heer Florent Brard, één van mijn vaste trainingsmaten en rijdend als een straaljager, had op 50 kilometer van de streep besloten ons stumpers achter te laten. Dat er een ploeg of acht (waaronder AG2R, RAGT en een flink aantal buitenlandse profploegen) volle bak achter hem aanreed, bleek niet al te veel uit te maken: hij reed fluitend een minuut of 3 bij ons vandaan. Dat ik mezelf in de sprint vervolgens zeer behoorlijk wist te plaatsen en 14e werd, stemde me tot tevredenheid. Echter, toen Florent me met een glimlach zo groot als een watermeloen kwam vragen waar ik was toen hij versnelde, smolt dat gevoel als sneeuw in de Sahara. Toen hij mijn fiets zag, begon hij onbedaarlijk te lachen. “Dat is geen fiets meer”, hikte hij, “da’s een bonk snot.” Ik knikte en fluimde een enorme groene rochel op zijn schoen.