Thijs Zonneveld

Home   Biografie   Nieuws   Uitslagen   Programma   Polls   Links   Gastenboek

Nieuwsindex 2005    Nieuwsindex 2004    Nieuwsindex 2003

26 mei 2004  

Franse tradities Deel III : Campanile

 Elke coureur die wel een etappekoers in Frankrijk heeft gereden, kent ongetwijfeld de Franse hotelketen Campanile. In negen van de tien gevallen worden de renners ondergebracht in de barakken van de saaiste en minst innovatieve hotelketen ter wereld. Welk creatief meesterbrein het heeft bedacht weet ik niet, maar deze ingenieuze pretletter heeft ervoor gezorgd dat alle Campanilehotels exact hetzelfde zijn. Elke hotelkamer is een akelig precieze kopie van elke andere willekeurige hotelkamer in elke andere willekeurige vestiging in Frankrijk.

Voor wie de luxe kent deze eenheidsworst nog nooit zelf geproefd te hebben, een kleine greep uit het assortiment: ten eerste staat elke Campanile standaard naast de snelweg op het meest troosteloze industrieterrein, dat er in de wijde omtrek te vinden is. Het liefst tussen het parkeerterrein van de IKEA en de rokende schoorsteen van een bruinkoolcentrale in.

Bij entree wacht immer een structureel overwerkte, hevig transpirerende manager met een bos sleutels, geflankeerd door zijn altijd ongestelde werkneemsters, die gekleed in een soort goedkoop schooluniform met zichtbare tegenzin in recordtempo de kamers (niet) schoonmaken.

De kamer: je doet de deur open en kijkt tegen de volgende deur aan. Je bevindt je in een halletje van ongeveer 20 vierkante centimeter. Totaal nutteloos en bijzonder lastig om koffers en tassen door te persen. De inrichting: twee bedden, waarvan de lakens zo strak om het matras zijn gevouwen, dat je vacuum wordt getrokken, als je je ertussen probeert te wurmen. Verder een waterkoker, die zo vaak gebruikt is dat de binnenkant veranderd is in één grote klomp kalk. Fijn als je melk wilt drinken, maar een kopje thee of koffie smaakt naar bordkrijt.

De badkamer: de wc staat zo dicht bij de deur, dat je er onmogelijk op kunt zitten zonder je knieën ernstig te kneuzen. De douchestraal is zo ongehoord hard, dat je er moeiteloos de lijm tussen de tegeltjes mee zou kunnen wegspuiten. En: geen douchegordijn, waardoor de badkamer steevast binnen enkele secondes verandert in een natkamer. In Frankrijk wordt je namelijk geacht zittend te douchen. En dat vertik ik dus. Ik ben geen 6 jaar oud meer. En trouwens: zittend douchen levert een onoplosbaar dilemma op: als ik de straal op mijn rug richt, worden mijn benen koud en als ik mijn benen zandstraal, lopen de koude rillingen over mijn ruggegraat. Dan maar een zwembad in de badkamer.

De tv: standaard tien zenders, waarvan er drie alleen films in zwart-zwart en zonder geluid uitzenden. Verder uiteraard Eurosport (altijd snooker) en CNN met breaking news: een aanslag in Israël. De Franse publieke zenders vullen de rest van de beschikbare ruimte: je kunt jezelf verliezen in eindeloze praatprogramma's en Lingo op zijn Frans (9-letterwoorden!).

Afgelopen weekeinde stond de wereld op zijn kop: voorafgaande aan de wedstrijd in Rumilly werden we ondergebracht in een rustiek en romantisch familiehotelletje aan de rand van de Alpen. Op het eerste gezicht een verademing. Het uitzicht vanuit mijn kamer in het 17e-eeuwse gebouw biedt me besneeuwde toppen. Ik open de luiken en schreeuw uitgelaten "Jodelahiti" naar de twee koeien die enkele honderden meters verderop tegen een helling staan te grazen.

Na een halfuur slaat mijn stemming echter om en verandert het pittoreske kasteeltje in mijn ogen langzaam maar zeker in een oude bouwval.

De romantiek van het kleine familiehotelletje met zijn krakende bedden is op de dag voor de wedstrijd en met een luid snurkende mannelijke ploeggenoot op de kamer ver te zoeken.

De televisie geeft in het geheel geen respons, hoe hard ik er ook met mijn vlakke hand op ram. "Geen signaal meneer, we zitten in de bergen", legt het kamermeisje me uit. Teneergeslagen kijk ik naar het van de muur bladderende behang. Het water uit de kraan is bruin en de douche ijskoud. Er begint iets in me te knagen. Ik verlang naar een kopje bordkrijt. Naar 9-letterwoorden Lingo en een snoeiharde douchestraal op mijn kop. Naar de chagrijnige kamermeisjes en de geur van de bruinkoolcentrale. Ik pink een traantje weg en haal mijn neus op. Ik heb heimwee. Heimwee naar de Campanile...
24 mei 2004  

1e overwinning in klassieker: Sprintertje

Mijn broertje noemde mij van de week voor de grap Petacchi, wijzend op het feit dat ik mijzelf in de Vuelta a Madrid enigszins wist te plaatsen in de massasprint. Dit is uiteraard een vergelijking die aan alle kanten mank gaat. Het woord strijkijzer is immers speciaal voor mij uitgevonden. Waar een echte sprinter zichzelf binnen 100 meter volledig lanceert, heb ik op zijn minst een startbaan nodig om de teller boven de 55 te krijgen.

Echter, het lijkt erop dat er zich een kleine metamorfose in mij heeft afgespeeld. Nadat ik in Madrid, zonder echt met overtuiging mee te doen, mezelf reeds redelijk van voren kon handhaven, werd ik afgelopen donderdag zowaar 4e in de pelotonssprint. Wat is nu 4e in de pelotonssprint, hoor ik u zichzelf afvragen? Welnu, niks natuurlijk, maar vergeleken met de lachwekkend slechte sprintjes die ik eerder in het jaar op de weg legde, al een enorme vooruitgang.

Goed, de clou van dit verhaal: ik heb gisteren gewonnen door mijn medevluchter in de sprint te verslaan. Dik. Niet op de foto. Minimaal 3 lengtes voorsprong. Ik was zo verbaasd, dat ik vergat mijn armen de lucht in te steken bij het passeren van de meet. Eerste klassieke overwinning is binnen. In een sprint à deux. Ik moet er wel bij zeggen, dat deze sprint plaatsvond na een bijzonder zware wedstrijd, waarin we 7 keer dezelfde muur moesten beklimmen. Aanvankelijk waren de benen bijzonder matig (voor de verandering), maar na een beklimming of 4 begon de modder in mijn kuiten te veranderen in goud en in de laatste ronde reden we doodsimpel weg van de rest. Waarna ik hem in de sprint versloeg. In de sprint. Of had ik dat al gezegd?

Toen ik thuiskwam zag ik Petacchi maar weer eens winnen in de Giro op de televisie. Ik knikte goedkeurend naar hem. Collega’s onder elkaar.
17 mei 2004  

Verschillende landen, verschillende manier van koersen. Waar het in Nederland gebruikelijk is als een komeet te vertrekken, is het in Italië welhaast verboden het buitenblad te gebruiken in de eerste koershelft. De Fransen maken van de wedstrijd één groot demarragefestival en aan de Belgische koersstijl is überhaupt geen touw vast te knopen.

Afgelopen week heb ik kennis gemaakt met wielrennen op z’n Spaans in de Vuelta a Madrid. De 10 geboden op het Iberisch schiereiland:

  1. 1 Wanneer de weg omhoog loopt, dient er verplicht door 100 man tegelijk te worden gedemarreerd, hoe lang de stijging ook duurt.
  2. 2 Deze spetterende aanval moet gevolgd worden door een imitatie van een achteruitrijdende vrachtwagen. Dat wil zeggen: 500 meter na de demarrage dient de renner volledig stil te vallen en het volgende geluid voort te brengen: TUUT-TUUT-TUUT-TUUT.
  3. 3 Het ploegenklassement gaat voor alles.
  4. 4 In geval van waaiervorming is het streng verboden op de kant van de weg te rijden: een marge van minimaal een halve meter tot de graskant dient te worden aangehouden.
  5. 5 Bochten zijn levensgevaarlijk: volle bak in de ankers bij elke kromming van de weg dus.
  6. 6 Elke etappe dient uit te lopen op een massasprint, dus rijden alle ploegen de laatste 50 kilometer kop over kop om de eventueel ontsnapte renners terug te halen, ongeacht het feit dat een ploeg geen sprinter heeft, geen belangen in het klassement heeft of reeds vertegenwoordigd is in de kopgroep.
  7. 7 Renners die gelost worden, grijpen simpelweg een motor of ploegleiderswagen vast om terug te komen.
  8. 8 Regel 7 geldt niet voor buitenlanders: die worden simpelweg uit koers gehaald wegens wedstrijdvervalsing.
  9. 9 De finale van elke etappe dient te worden verreden op een weg met een maximumaantal aan hobbels, rotondes, bochten en verkeersdrempels.
  10. 10 Na afloop worden slechts de buitenlandse renners opgeroepen voor de dopingcontrole.

Het resultaat van deze manier van koersen: 2 keer teruggepakt op minder dan 5 chilometros de la meta, 3 massasprints met een uitgedund peloton en slechts ereplaatsen: 12e, 17e, 21e. Aan de tijdrit op de tweede dag hoef ik geen woorden vuil te maken. De derde etappe eindigde op de Navacerrada (1800 meter). Op de eerste col van de dag moest ik mijn traditioneel afgrijselijk slechte benen aan het begin van elke wedstrijd echter bekopen met een plaats in de tweede groep om vervolgens de eveneens traditionele inhaalrace af te sluiten met een 26e plaats in de etappe en het klassement. Bijzonder hatelijke gewoonte van me, die blokkerende startmotor, gezien het feit dat ik de slotklim op 10 seconden na net zo snel beklom als de winnaar.

Conclusie: ik heb het gevoel dat ik met mijn hoofd tegen een glazen plafond stoot. Ik blijf maar 11e, 12e, 16e worden. Echter, de benen beginnen na een mindere periode weer beter te worden, dus het kan niet lang meer duren voordat die glazen plaat in scherven uiteenspat.

11 mei 2004  

Franse Tradities Deel II: Het Ontbijt

Ontbijten in Frankrijk is een vak apart. Het petit-déjeuner is daadwerkelijk ook erg petit, gezien het feit dat de gemiddelde Fransoos tegen twaalven een warme en copieuze maaltijd nuttigt. Het ontbijt bestaat dan ook in feite slechts uit een beperkt aantal componenten. Onmisbaar: stokbrood en koffie. Het stokbrood wordt besmeerd met boter en honing of jam en vervolgens in de koffie gedoopt. De koffie bevindt zich speciaal voor dit dope doel dan ook in een schaal. Kopjes en mokken zijn tijdens de ochtenduren strikt verboden. De domme Nederlander die ’s ochtends de hele onbijtzaal in het hotel overhoop haalt op zoek naar een kopje om zijn thee in te schenken, wordt dan ook in 9 van de 10 gevallen vriendelijk doch dringend gesommeerd zijn thee in een bakje te gieten. Wat ik persoonlijk bijzonder onhandig vindt, aangezien er geen oortje aan een bakje of schaal zit.

Als die domme Nederlander vervolgens zijn müesli – zelf van huis meegebracht – in eenzelfde schaaltje poneert is het hek helemaal van de dam: müesli in een schaaltje: hoe verzin je het? Doet-ie er ook nog yoghurt bij: weet hij dan niet dat dat slecht voor de lever is?

Hoofdschuddend zien de Franse onbijtgoeroes het tafereel aan. Rare jongens, die Nederlanders…
9 mei 2004  

Ingeblikt. Afgemaakt. Uiteengereten. Geëlimineerd. Uitgeroeid.

De rol van AVC Aix-en-Provence in de Coupe de France van 2004 is uitgespeeld. In de derde manche van het jaar, Tarbes – Sauveterre, slaagde de groen-zwarte dropveterbrigade erin welgeteld 0 punten te scoren. Of nee, laat me het even narekenen: 0+0+0+0+0+0+0+0= ja, toch 0. NUL. NAKKES. NADA. NIENTE. ZERO.

Een kleine samenvatting van deze geweldige dag:

Nadat het rookgordijn van de eerste aftastende schermutselingen halfweg koers was opgetrokken, bevond ik mij in een omvangrijk peloton van zo’n 65 man. Als enige Aixois. Naderhand wist men mij te vertellen dat 6 van de 8 gestarte schuimbanaantjes reeds na 30 kilometer ervoor hadden gekozen de rest van het traject per bezemwagen af te leggen (blijft je fiets tenminste schoon), terwijl de zevende per ambulance werd afgevoerd na een valpartij tijdens de neutralisatie. Zo werd het dus een eenzame dag voor me. Gelukkig droeg mijn fiets eveneens een steentje bij aan deze florissante stand van zaken: na 80 kilometer besloot het balhoofd het voor gezien te houden en was ik gedwongen de rest van de wedstrijd van links naar rechts over de weg slingerend af te maken.

In de finale gebeurde het onvermijdelijke: het begon te regenen. Hagelstenen en demarrages. En gezien het feit dat ik de enige HARIBO-werknemer in de groep was, kreeg ik de ondankbare taak met alles mee te springen. Dit hield ik vol tot 10 kilometer voor de finish, toen een groep van 5 wegreed zonder mij en uiteraard was het meteen gebeurd.

Als bonus “sprintte” ik vervolgens naar een 31e plek, met als gevolg dat ik de weddenschap met de voorzitter van AVC Aix (dat ik punten - eerste 30 - zou halen) ook nog eens verloor. Kost me een etentje, maar dat kan ik vast wel betalen van het prijzengeld van gisteren…

Goed, de conclusie: topdag gehad. Echt een topdag…

3 mei 2004  
Suiker

Dames en heren, het is officieel: ik ben van suikergoed. Ik smelt namelijk als het regent.
De uitleg: te mager. Eerlijk gezegd geloofde ik er nooit zo in. Renners die in het verleden klaagden over blokkerende spieren, bevroren vingers en zwarte tenen schaarde ik zonder uitzondering in de categorie zeikerds, mietjes en sissyboys. Welnu, deze club heeft sinds afgelopen week een nieuw lid: ondergetekende. 
De Ruban Granitier Breton wordt verreden in Bretagne en zoals eenieder, die er wel eens is geweest, weet: het regent er altijd. En als het niet regent, dan stort het. Bretagne ligt dan ook erg dicht bij Engeland. Een dergelijk weertype tijdens de koers zorgde er twee volle koersdagen lang voor dat ik mij in een zwembad waande. Of liever gezegd: een poolzee. Maar waar ijsberen, zeehonden en walvissen onder hun huid kunnen teren op menig vetrol, worden mijn spieren momenteel slechts beschermd door een dun laagje huid, kleren en tijgerbalsem. Wat dus rijkelijk onvoldoende bleek en resulteerde in het feit dat ik 2 dagen lang als een pannenkoek in de rondte fietste en het peloton niet kon volgen. Met het schaamrood op de bibberende kaken. 
Wat betreft de uitslagen: daar kan ik heel kort over zijn. De 2 redelijk droge dagen met een aankomstcircuit met een heuvel erin waren o.k.: 9e en 11e. En de uitslag van de dopingcontrole de laatste dag (om 6 uur 's ochtends: de klootzakken!): een hematocriet van 46,7. Niet slekt eh? De ijzerproblemen zijn dus verleden tijd. 
Rest de conclusie van de hele week: ik ben een mooiweerfietser geworden. Woorden als bikkel, Flandrien of stoemper zijn niet (meer) op mij van toepassing. Ik buig het hoofd...